woensdag 4 februari 2015

Blog wordt website

Nog zo jong en pril, maar nu al volwassen. Ons blog Venloos Verleden - Verteld en Verbeeld zag in november van het afgelopen jaar het levenslicht. De reacties waren positief; de bezoekersaantallen hoog. Vaak hebben fotograaf Leon Vrijdag en journalist Rob Buchholz al gebrainstormd over hoe verder. Een eerste stap naar volwassenheid is inmiddels gezet. Het blog is een heuse website geworden. Leon beschikt behalve over zijn vakkennis als fotograaf ook over de vaardigheden om een website te bouwen. Chapeau!
Daarom presenteren wij nu met trots Venloos Verleden: De Website!
De eerste verhalen staan er op. Spoedig komt er ook een vervolg in de serie "De Hongerwinter' en in de toekomst nog meer input op deze website over de rijke historie van ons eigen Venlo!De eerste verhalen staan er op. Spoedig komt er ook een vervolg in de serie "De Hongerwinter' en in de toekomst nog meer input op deze website over de rijke historie van ons eigen Venlo!




zaterdag 31 januari 2015

Theo Ottenheijm – Deel 2: ‘Ons verblijf in Reuver was redelijk zorgeloos’

Gisteren was hier het eerste deel te lezen over de persoonlijke ervaringen van Theo Ottenheijm tijdens de hongerwinter 1944/1945. Vandaag, in deel 2, vertelt de 78-jarige Venlonaar over zijn verblijf in Reuver, de terugkeer naar huis en de periode na de tweede wereldoorlog.

De situatie in Beesel – waar de familie Ottenheijm vanaf eind oktober tot en met december had gewoond– werd te gevaarlijk. Op weg naar Reuver verbleef het gezin eerst nog in een bunker, vlakbij kasteel Nieuwenbroeck waar tegenwoordig het draaksteken plaatsvindt. Een plek waar tevens een aantal andere familieleden verbleven. “Eten hadden we van de boerderij meegenomen,” zo herinnert Ottenheijm zich. “Maar de melk was natuurlijk koud. Om de baby toch warme melk te voeden, deden de vrouwen dit één voor één in de mond. Vanuit de mond van de dames kreeg de baby dan de enigszins warme melk gevoed.”

                                                            Zorgeloze periode
Theo Ottenheijm kijkt met trots naar zijn
monumentale middeleeuwse pand
Na het korte verblijf in de bunker bij het kasteel splitste de groep zich weer op. Ooms en tantes vertrokken naar Duitsland. Theo Ottenheijm en de rest van het gezin kwamen bij de boerderij van de familie Smolenaars in Reuver terecht. Daar beleefde hij een redelijk zorgeloze periode. “Maar als kind wist ik natuurlijk niet alles. Pas later kregen wij te horen dat er ook onderduikers in de boerderij zaten. Dat mochten wij niet weten. De volwassenen waren bang dat wij als kinderen deze mensen zouden verraden.” Vlak bij de boerderij, aan de andere kant van de weg, bevond zich een bunker; speciaal voor de Duitsers. Daar mocht verder niemand in komen. Na de oorlog is Ottenheijm er toch een kijkje gaan nemen. “Het mag vreemd klinken, maar zoiets fijns had ik nog nooit gezien. Daar lagen perzen op de grond en tapijten tegen de wand. Ik begreep later dat ze deze spullen geplunderd hadden, bij mensen uit Reuver die geëvacueerd waren.”  Nee, er was volgens hem geen angst op de boerderij. Het was de enige plek in Reuver die veilig was; alle andere bewoners van het dorp waren inmiddels verplicht vertrokken. “Het vee van mensen die geëvacueerd waren, werd bij Smolenaars afgeleverd: een koe, kippen en varkens. Er was dus voldoende te eten en ik sliep met een aantal andere mensen op een slaapkamer. Je kunt wel stellen dat onze periode daar redelijk zorgeloos is verlopen.”

Honger
Ottenheijm weet uit verhalen dat andere Venlonaren het minder goed getroffen hebben. Verhalen die duidelijk maakten dat velen honger en ellende moesten doorstaan. “Er was weinig voedsel en als er al iets te eten was, werd dat alleen met voedselbonnen verdeeld. Vanaf december 1944 waren er in Venlo regelmatig oproepen om te evacueren. Bij bepaalde gebieden, werd die oproep weer ingetrokken. Er waren dan ook Venlonaren die ervoor kozen om onder de vloer te kruipen en af te wachten wat er ging gebeuren. Verder zijn er ook mensen op de treinen naar Duitsland gezet. Zij hebben compleet andere verhalen te vertellen. Nee, die laatste maanden waren voor degene die zijn achtergebleven zeker niet leuk. Zij liepen bovendien kans opgepakt te worden.”

Terug naar Venlo
Tot aan de bevrijding van Venlo op donderdag 1 maart 1945 verbleef hij in Reuver. Vader Ottenheijm ging als eerste poolshoogte nemen in de stad. Daar zag hij tot zijn grote geluk dat de eigen woning op de Vleesstraat intact was gebleven. De terugtocht door de dorpen naar Venlo was ondanks de bevrijding niet zonder gevaar. “Bepaalde gebieden waren nog spergebied, maar we kwamen veilig in Venlo terug. Eenmaal thuis aangekomen, kregen we toch nog met een luchtalarm te maken. Dus vluchten we met het hele gezin weer halsoverkop de kelder in. Daar werden de kopjes van de kinderen geteld en wat bleek: mijn broer Adriaan was er niet bij. Hij lag nog te slapen in een stoel in de keuken. Gelukkig is ook hij toen snel en veilig naar de kelder gebracht.”

                                                  Terugkeer
Huize Ottenheijm doorstond
de bombardementen en is
nog steeds een pareltje in
de Venlose binnenstad
Theo Ottenheijm herinnert zich dat rondom de eigen woning veel was verwoest. “Iedereen in Venlo probeerde na de bevrijding zo goed en kwaad als mogelijk was het gewone leven weer op te pakken. Voor ons als kinderen was dat misschien iets eenvoudiger dan voor de volwassenen. Veel mensen – vrienden, kennissen, buurtgenoten of familie - van Venlonaren keerden niet meer terug. Maar anderen gezinnen zagen we weer wel. De families Fieten, De Swart, Minten; het voelde goed ze weer te zien. Over de doden werd tegen ons als kinderen niet gesproken.”

Spelen op puinplaatsen
Inmiddels was Ottenheijm negen jaar. Hij speelde dat voorjaar en in de zomer van 1945 vooral buiten op de vele puinplaatsen in de stad. Onder andere op het Patersveld; de plek waar tegenwoordig C&A gevestigd is. “Op een dag hoorden we plotseling iemand roepen: ze hebben Berendsen te pakken. Iedereen wist dat hij fout was geweest in de oorlog. In de zomer van 1945 had de politie hem uiteindelijk toch gevonden en meegenomen naar het bureau aan de Lohofstraat. Natuurlijk liepen wij als kinderen uit de binnenstad daar achteraan om te kijken. Met onze neuzen tegen de raam keken we nieuwsgierig wat er binnen met hem gebeurde” Tijdens het spelen op de puinplaatsen deed zich nog een naar incident voor. “Iedereen kwam daar samen. Ook de iets oudere kinderen uit de stad van ongeveer 14 of 15 jaar. Op een dag was een groepje bezig brandweerman te spelen. Sjaak Berkers zat boven in een pand en viel uit het raam of de dakgoot en kwam te overlijden. Dat heb ik zelf niet gezien, maar het verhaal ging snel rond in de binnenstad. Dat was direct na de oorlog toch weer een akelig moment om te ervaren. Maar ook daar werd door onze ouders niet meer over gesproken.” Echte haat tegen de Duitsers zoals in het westen van het land heeft Theo Ottenheijm niet meegemaakt in Venlo. “Misschien een bepaalde afkeer omdat zij het goed hadden na de oorlog en wij niet. Kleding kregen wij en andere Venlonaren vanuit de HARK. Dat stond voor Hulpactie Rode Kruis. Een keer per maand kwam er een oproep en zo hebben wij zeker een jaar of twee na de tweede wereldoorlog onze kleren gekregen.”

In september van 1945 opende vader Ottenheijm weer zijn groentezaak en keerde Theo Ottenheijm terug naar school. De oorlog was voorbij, maar de verhalen zijn voor altijd gebleven. Verhalen die voor volgende generaties bewaard moeten blijven. De komende week komen nog twee Venlonaren exclusief voor dit blog aan bod om hun ervaringen uit de hongerwinter van 1944/1945 te vertellen.

Foto's: Leon Vrijdag
Tekst: Rob Buchholz


vrijdag 30 januari 2015

De Hongerwinter in drie persoonlijke verhalen

Theo Ottenheijm – Deel 1: ‘Vanuit Beesel leek het alsof Venlo in brand stond’

De komende periode staat bij Venloos Verleden de Hongerwinter 1944/1945 centraal. Precies zeventig jaar geleden, onderging ook Venlo één van de meest trieste periodes uit de tweede wereldoorlog. Toen in het najaar van 1944 de eerste bombardementen op de stad plaatsvonden, evacueerden de eerste gezinnen naar andere plaatsen in het land. Sommigen heel dichtbij; anderen ver weg van de vertrouwde omgeving, maar allemaal met hetzelfde doel: overleven. Drie Venlonaren die deze periode heel bewust hebben meegemaakt vertelden aan de makers van deze site hun verhaal. Iedere persoon heeft zijn eigen unieke, maar vaak ook trieste relaas over die angstige maanden aan het einde van de tweede wereldoorlog.

Vandaag bijt Theo Ottenheijm (78) het spits af. Samen met zijn ouders en drie broers (Pieter, Adriaan en Mathieu), twee zussen (Caroline en Henny) plus het inwonend dienstmeisje Maria Dorssers woonde hij een groot deel van de tweede wereldoorlog in het monumentale pand op de Vleesstraat; het pand dat later de naam van deze familie kreeg. De woning waar tevens de eigen groentewinkel gevestigd was. Na de hevige bombardementen van 28 oktober 1944 op de Venlose binnenstad besloot de vader van het gezin dat het beter was om te evacueren. Na een korte periode bij familie in Beesel verbleven ze tot de bevrijding in Reuver. In twee delen vertelt hij zijn verhaal over de hongerwinter van 1944-1945. Vandaag deel één.

Theo Ottenheijm
Kelder
De gewelfde kelder waar het gezin die 28e oktober in vluchtte, was al volledig ingericht. “Wij moesten in 1943 en in 1944 zo vaak ’s nachts uit bed dat vader het beter vond om in de kelder te gaan slapen,” zo herinnert Ottenheijm zich nog. “Met latten en zachtboard platen waren vier kamers gemaakt. Bovendien waren alle kelders in dat deel van de Vleesstraat doorgebroken. Vanaf de hoek Gasthuisstraat tot aan de Klaasstraat. In geval van nood konden mensen dan vluchten.” Hoewel er in de eerste oorlogsjaren dus al veel dreigingen van bombardementen waren geweest, escaleerde de situatie volgens Theo Ottenheijm pas echt vanaf 6 juni 1944: D-Day in Normandië. De dag dat de geallieerden begonnen met hun invasie om Europa te bevrijden. “In Venlo markeerde Dolle Dinsdag (3 september 1944) de start van een turbulent periode. Tijdens deze dag was de Maasbrug voor het eerst het doelwit  van aanvallen.”



Evacuatie
Maar vooral die zaterdag 28 oktober staat hem nog vers in het geheugen. De dag dat de eerste serie bombardementen onder andere de Vleesstraat, Heilige Geeststraat en Hoogstraat zwaar troffen. ”Het was de verjaardag van mijn broer Adriaan. Kort voor tien uur ging het luchtalarm. Samen met twee klanten die nog in de winkel stonden, vluchten we allemaal de kelder in. Dit was het heftigste bombardement op Venlo dat we tot dat moment hadden meegemaakt. Het ene Weesgegroetje na het andere werd gebeden. Er vielen diverse bommen en alles dreunde, de etalageruiten van de winkel waren kapot en alles was bedekt met een dikke laag stof. Voor vader voldoende redenen om te besluiten dat het beter was dat het gezin moest evacueren. “Het was gewoon te gevaarlijk. In eerste instantie verbleef ik die zaterdag met mijn broer Pieter en een oom bij oma in Tegelen. De volgende morgen vertrok ons hele gezin naar Beesel. Mijn broer en ik bleven op de boerderij bij ome Harry en tante Elza; net buiten het dorp. De rest werd bij een andere oom en tante (Sjaak en Carola) ondergebracht die midden in het dorp woonden. Die tocht naar Beesel hebben we te voet afgelegd. Alleen oma was in het bezit van een fiets. Ze naam in eerste instantie Mathieu mee achterop en fietste vooruit. Daarna keerde zij telkens terug om een volgend kind mee te nemen.”
Het pand van de familie Ottenheijm waar het gezin tot eind oktober 1944 verbleef. Anno 2015 is het nog steeds eigendom van deze Venlose familie.


Verblijf in Beesel
Aangekomen in Beesel werd het gezin dus verdeeld. Ook deze gemeente lag bij tijd en wijle onder de vuur zodat Theo met zijn broer bij de oom en tante in de kelder moesten schuilen. Volgens Theo Ottenheijm loerde ook buiten Venlo dus nog het gevaar. “Beesel lag onder granaatvuur en één van deze granaten kwam precies op de markt in het dorp terecht met als gevolg dat daar diverse doden bij zijn gevallen. Later werd het gelukkig veiliger. Ome Harry zorgde ervoor dat wij de hele dag vermaakt werden. Pieter en ik keken bijvoorbeeld mee bij het oogsten en drogen van de tabaksbladeren waarvan oom sigaren maakte.” Op zaterdag 4 november brak in Venlo de hel los. De stad kreeg een bombardement te verwerken waar geen einde aan leek te komen. Tientallen huizen werden verwoest, vele Venlonaren vonden de dood. Het was een inferno dat zorgde voor een gitzwarte bladzijde in de historie van de stad. Hoewel Ottenheijm in Beesel verbleef, is deze dag hem altijd bijgebleven. “Vlakbij onze verblijfplaats liep de straat een stuk omhoog en was het mogelijk ver te kijken. Wij zagen één oranje gloed boven Venlo. De stad leek in brand te staan. Het was beangstigend want wij wisten niet welke delen precies in brand stonden. Later bleek dat ons huis gelukkig niet geraakt was.”

Duitse soldaten
Het leven in Beesel verliep verder betrekkelijk rustig. In december 1944 kreeg de oom inkwartiering van diverse soldaten van de Compagnie Falschirmjäger. Het voordeel daarvan was dat er regelmatig goed eten op tafel kwam: Duits brood, boter, beleg en zelfs erwtensoep. “Een keer zagen Pieter en ik hoe een koe werd doodgeschoten; speciaal voor het vlees. Dat was nodig, maar maakte op ons als kinderen natuurlijk veel indruk. Het contact met die Duitsers verliep overigens best goed. De soldaten Willie en Walter kwamen wel eens een praatje maken. Later kreeg Willie malaria en heeft onze tante – die verpleegster was – hem nog verzorgd. Nee, er was geen haat jegens de Duitsers. Met kerst kregen wij zelfs cadeaus van hun. Ik kreeg een weerhuisje en Pieter een speelgoedpiano. Tante Elza kreeg een pak lucifers van het merk Excelsior. Deze waren afkomstig uit een kist die gevonden was in Venlo. Die kist, zo bleek later, was echter door onze vader gekocht. Dus het is zo goed als zeker dat het cadeau eigenlijk uit onze eigen kelder afkomstig was.” Toen vader vanuit het dorp met kerst zijn kinderen wilde bezoeken, moest hij tijdens de tocht wel voorzichtig zijn. “Omdat het bij hun in het dorp lastiger was om aan eten te komen, kreeg hij van oom en tante voedsel mee voor de rest van het gezin.”

Na de jaarwisseling van 1944 naar 1945 werd de situatie in Beesel gevaarlijker en moest het hele gezin ook hier gedwongen vertrekken. Theo Ottenheijm verbleef op de boerderij van de familie Smolenaars in Reuver. Een periode die gezien de omstandigheden in de omgeving voor hem redelijk zorgeloos verliep. Die eerste maanden in 1945 tot aan de bevrijding van Venlo en de maanden daarna worden morgen in deel 2 van zijn verhaal belicht.

Foto's : Leon Vrijdag
Tekst: Rob Buchholz



zaterdag 27 december 2014

Het Venloos carilllon - deel 2: In Venlo zingt de tijd

Het geluid van dit carillon is imposanter dan de klokken van de Big Ben’

Eigenlijk is de Venlonaar gewoon ontzettend trots op het geluid dat uit de nok van de Sint Martinustoren klinkt. Het is herkenbaar, vertrouwd en stemt vaak tot vrolijkheid. Zeker in deze tijd van het jaar als het carillon beroemde kerstmelodieën laat horen, zal dit veel mensen een behaaglijk gevoel geven. En niet alleen de bewoners van de stad; ook gasten die een dagje Venlo doen, laten met regelmatig hun waardering horen voor het fraaie klokkenspel.

In dit tweede deel over het Venloos carillon belichten wij de moderne historie. Daarin staat de huidige stadsbeiaardier Marcel Siebers centraal. Hij vertelt over het vak, zijn loopbaan, de reacties en vanzelfsprekend ook over de toekomst van het carillon. “Er zijn winkeliers die op de momenten dat ik het instrument bespeel de deur van de zaak openzetten omdat ze het geluid van het klokkenspel gezellig vinden klinken. Dat zijn complimenten die het belang van het carillon aantonen.”

 Nederlandse Beiaardschool
Dat Siebers voor het vak van beiaardier zou kiezen, was niet vanzelfsprekend. Ja, hij was geïntegreerd door de piano. Een instrument waarvoor de huidige stadsbeiaardier dan ook een studie volgde en later onder andere als pianodocent aan de slag ging. Maar een brief van de gemeente Cuijk, tevens zijn woonplaats, veranderde alles. De beiaardier was gestopt en middels die brief lieten Burgemeester en Wethouders weten dat Siebers officieel tot nieuwe beiaardier was benoemd. Hij kan er nu nog om lachen: “Zonder enig overleg. Boem, ga het maar doen. Terwijl ik nog nooit een carillon bespeeld had, maar ik zag er wel de uitdaging van in en ben de 5-jarige opleiding aan de Nederlandse Beiaardschool bij het Conservatorium gaan volgen.” Internationaal staat het deze school hoog aangeschreven en vele buitenlandse studenten komen speciaal voor deze studie naar Nederland. De opleiding mocht Siebers overigens zelf bekostigen. “Klopt, daarvoor was geen reservepotje bij de gemeente, maar ik vond dat ik dat moest doen. Mijn afsluitend examen vond plaats in de Dom van Utrecht. Ja, dat is voor elke beiaardier het Walhalla.

Klein wereldje
Omdat de Venlose stadsbeiaardier Carlo van Ulft in 1997 besloot om naar de Verenigde Staten te vertrekken, zocht de stad een nieuwe bespeler van het stokkenklavier in de Sint Martinuskerk. “Het is een klein wereldje, “zo weet Siebers. “Dus was het vrij logisch dat de mensen van de stichting bij mij aanklopten. In eerste instantie werd ik voor een jaar aangesteld. Carlo van Ulft zocht een nieuwe uitdaging in de VS, maar het was niet zeker of hij zijn droom kon waarmaken. Toen hij daarin slaagde, ben ik definitief aangenomen.” In die periode dat Siebers deze functie uitoefent, is het aantal evenementen en concerten toegenomen. Zo was het carillon onderdeel van de opening van het Zomerparkfeest in 2004, vond in de stad zowel een beiaardconcours plaats als speciale Rosarium- plus zomerconcerten. Bij het 50-jarig jubileum in 2009 werd nog een groot carillonfeest met beiaardiers afkomstig vanuit de hele wereld georganiseerd. Behalve traditionele liederen, bespeelt Siebers in tegenstelling tot zijn voorgangers ook moderne stukken van bijvoorbeeld Michael Jackson of The Beatles. En bij het afscheid van de dialectband Zoe Maar in 2012 was de bijdrage van het carillon historisch toen de stadsbeiaardier een aantal nummers van deze formatie over de stad liet klinken. “Eigenlijk speel ik alles, behalve House.”

Uitbreiding
Overigens kreeg Siebers al vrij snel na zijn aanstelling – net zoals bij de aanschaf in 1959 plus renovatie in 1980 - te maken met een inzamelingsactie om het carillon te renoveren en zelfs uit te breiden. Ook deze actie (in 1999) slaagde. Het aantal klokken nam toe van 48 naar 53; het aantal voetpedalen bedraagt sindsdien negentien. Daarmee behoort het tot de grootste carillons van Europa. Bovendien zorgde dit tevens voor een uitbreiding naar de werkelijke klank: een carillon op basis van de zwaarste luidklok (C1). Deze weegt 2381 kilogram. Ook de nieuwe klokken zijn gemaakt door Koninklijke Klokkengieterij Petit & Fritsen uit Aarle-Rixtel. “Omdat ze allemaal door dezelfde gieterij zijn gemaakt, klinkt er ook een homogeen en ronder geluid. De Do klinkt ook echt als een Do. Het zorgt voor een zwevingvrije klank.”

Topsport
Op tijden dat de stadsbeiaardier speelt, klinkt het carillon echter nog fraaier dan wanneer de dagelijkse techniek haar werk doet: zwieriger, voller en met nog meer melodie. Elke nuance is hoorbaar. Wie hem bezig ziet, zal denken dat het bespelen van het stokkenklavier een zware taak is en lijkt het alsof hij met zijn vuisten de toetsen bedient om het één etage lager gelegen klokkenspel in beweging te krijgen. “Het is zeker een heftige bezigheid en anders dan het bespelen van een piano. Mijn voorganger in Cuijk bediende het instrument met handschoenen. Dat doe ik niet. Eerst raak ik de toets aan, daarna volgt pas het doordrukken.” Toch beoefent Siebers elke zaterdag topsport. Om boven in de toren van de Sint Martinuskerk te geraken, moet hij wekelijks maar liefst 407 treden bewandelen. “Dat doe ik in een speciaal tempo. Per seconde één trede. Anders ben ik afgepeigerd voordat ik met het bespelen van het carillon  ben begonnen.”

Publiek
Als hij door weer en wind op 45 meter hoogte in een speciale cabine in de toren het instrument bespeeld, doet de stadsbeiaardier dat in principe voor een groot publiek. Vele honderden, zo niet duizenden personen genieten bewust of onbewust van zijn spel. Is het niet lastig om geen contact met het publiek te hebben? “Ik sta daar niet zo bij stil. Het is een feit dat vooraf bekend is. Soms als ik weer beneden ben, hoor ik een voorbijganger mijn laatst gespeelde deuntje fluiten. Ook krijg ik wel eens bijzonder verzoeknummers of komen reacties binnen via internet. Zeker van buitenlandse gasten die Venlo bezoeken. Zij zijn vaak aangenaam verrast door het carillonspel, gaan later op zoek naar meer informatie en laten dan weten dat ze er bijzonder van genoten hebben. Sommigen zeggen: In Venlo zingt de tijd.” Is de Venlonaar zichzelf bewust van de schoonheid van dit instrument? “Dat denk ik wel. Al is het misschien niet altijd heel bewust. Het carillon hoort bij het geluid van de binnenstad.” Een vergelijk met de Big Ben vindt Siebers echter mank gaan. “Haha, daarmee overtrek je de klanken van die klok in Londen enorm. Dat is een herkenbaar, doch bijzonder eenvoudig geluid. Het carillonspel van de Sint Martinuskerk is veel imposanter.”


Siebers vervult zijn passie na 17 jaar nog steeds met veel plezier. In die periode zag hij vanuit de toren de stad veranderen. “Ik zie Venlo inderdaad heel anders dan de mensen onder op straat. Wie hier van 45 meter hoogte naar beneden kijkt, ziet verbanden die anders niet zichtbaar zijn. De stad oogt van hierboven heel anders.” Als het aan de stadsbeiaardier ligt, zou een eventuele volgende uitbreiding van het klokkenspel ervoor moeten zorgen dat het Venlose carillon het grootste van Nederland wordt. Gaat dat lukken? “We moeten eerst de lokale politiek overtuigen van het belang van dit instrument. Die discussie over de subsidie speelt nu al sinds 2011 en geloof mij maar als ik zeg dat het nog wel een aantal jaren langer duurt. Ik verwacht overigens niet dat wij over een jaar plots gekort worden. Als ik door het verlagen van de subsidie minder vaak het carillon kan bespelen, verslechtert de staat van de klokken en kost het instrument op termijn alleen nog maar meer geld. Dat wil toch niemand. Telkens als ik nu speel, is dat eigenlijk een onderhoudsbeurt. Het carillonspel zorgt voor sfeer en rust in het leven van de Venlonaren, maar ook bij de mensen die deze stad bezoeken; dat mag nooit verloren gaan.”

Foto's: Leon Vrijdag
Tekst: Rob Buchholz

vrijdag 26 december 2014

Het Venloos carillon - Deel 1: Venloos Carillon als symbool van burgerlijke vernieuwing

Afgelopen jaar vierde het Venlose Carillon zijn 55e verjaardag. Het imposante klokkenspel werd in 1959 door de Venlose burgerij aan de Sint Martinuskerk geschonken. Het volk was van mening dat de nieuwe kerktoren – die dateert uit 1953 – moest kunnen zingen. Zingen op een manier zoals dat ook in veel andere Nederlandse steden gebeurde. De mensen waren na de ellende van de Tweede Wereldoorlog toe aan vernieuwing; noem het burgerlijke vernieuwing die in de jaren vijftig tot veel meer positieve impulsen leidde.

Het verhaal van de nieuwe toren mag bekend zijn. Door de vele bombardementen die in oktober en november 1944 de Venlose binnenstad troffen, veranderde ook de fraaie toren van de Sint Martinuskerk in een flinke dosis puin. Na de renovatie was het dus tijd voor muziek in de toren, aldus de Venlose bevolking. Een inzamelingsactie leverde voldoende pecunia op om een compleet vier-octavig carillon –bestaande uit 48 klokken die zijn gegoten door Koninklijke Klokkengieterij Petit & Fritsen uit Aarle-Rixtel  -  te realiseren. Het instrument is overigens niet in handen van de kerk zelf, maar van de Stichting Venloos Carillon. Juist nu telkens nieuwe bezuinigingen als het zwaard van Damocles boven het hoofd van dit bijzondere stukje Venlose historie hangen, is het tijd om eens goed te kijken wat het belang is van dit instrument. Wat is de meerwaarde? Waarom moet het carillon juist wekelijks blijven spelen en welke gevoelens roept het bij veel Venlonaren op? Voldoende redenen voor Venloos Verleden Verteld en Verbeeld om dit item in twee delen onder de aandacht te brengen. Vandaag belichten wij de historie zelf. Morgen vertelt stadsbeiaardier Marcel Siebers over zijn werk en de ontwikkeling in de afgelopen jaren.

Ambacht
Een carillon is een typisch ambachtelijk Nederlands kunstwerk. In de 16e en 17e eeuw zorgden stadsmuzikanten in eigen omgeving voor vertier. Daarbij hoorde ook de rol van de stadsbeiaardier. Na de Franse revolutie trok het volk echter de concertzalen in om nieuwe werken van grote componisten te beluisteren. Het gevolg: de ambachtelijke stadsmuzikant en zijn klanken verdwenen uit het straatbeeld. De redding kwam uit België waar de beiaardschool van Mechelen tot bloei kwam en de plaatselijke beiaardier Staf Nees in de eerste helft van de 20e eeuw zelfs een internationale beroemdheid werd. Inmiddels zijn in Nederland tientallen carillons te vinden en behoort het instrument in Venlo met 53 klokken tot de grootste van Europa. En dat allemaal dankzij dat geschenk uit 1959.

Eerste beiaardier
Het was de directeur van de Venlose muziekschool, Anton van Deursen, die het nieuwe instrument in eerste instantie bespeelde. De geboren Rotterdammer had niet de intentie om als beiaardier te functioneren. Bovendien was de Stichting Venloos Carillon van mening dat het stokkenklavier door een echte Venlonaar bespeelt diende te worden. De keuze viel op Jacques Boermans die speciaal om deze reden startte met de opleiding aan de beiaardschool in Amersfoort. Een allesbehalve eenvoudige taak want Boermans reisde drie jaar lang één dag in de week naar deze vakschool en oefende vaak op andere dagen in de week op het Venlose Carillon. Een actie waar overigens niet iedereen van gediend was. De broeders van de naastgelegen Sint Martinusschool uitte dan ook hun klachten over deze privérepetities. “Ik moest wennen aan het spel, maar ben in de loop der jaren echt van het geluid gaan houden,” aldus Boermans tegen een journalist van het Dagblad voor Noord-Limburg toen hij in 1964 slaagde bij de Beiaardschool. Vanaf die periode tot aan zijn te vroege dood in 1978 bespeelde hij wekelijks het carillon. Deze eerste stadsbeiaardier koos er  bewust voor om op zaterdag de klanken van dit klokkenspel over de stad te laten neerdalen. Zijn werk diende als sfeerverhogende factor voor de wekelijkse markt op het Nolensplein. Tevens ontstonden in deze periode de eerste zomeravondconcerten. Een idee dat ook in de 21e eeuw nog vaak navolging vindt.



Schandaal van Venlo
Boermans’ officiële opvolger was Carlo van Ulft die van 1982 tot 1997 het carillon bespeelde. In de periode tussen deze twee stadsbeiaardiers luidde de stichting in 1980 ook al de noodklok. De reden? Het speelmechanisme – en dus ook het klokkenspel zelf – was door diverse omstandigheden onbespeelbaar geworden. Tijdens de eerste jaren zag de Venlose brandweer het als haar plicht om voor verf- en andere herstelwerkzaamheden te zorgen. Maar toch waren invloeden als het weer, het vele gebruik en duivenpoep debet aan de minder florissante staat waarin het carillon zich bevond. De toenmalige burgemeester Feij sprak zelfs van het schandaal van Venlo. De stad was jaloers op de situatie in Roermond waar mede door de viering van het 750-jarig bestaansfeest van deze gemeente een sponsoractie een groot succes werd. In Venlo startte de actie ‘een ton voor het carillon’, maar in tegenstelling tot de bisdomstad – waar met gemak 150.000 gulden werd binnengeharkt - liep dit initiatief in eerste instantie niet bepaald vlekkeloos. Het succes in Roermond bood wel voldoende inspiratie om door te gaan. Behalve het benodigde ton voor het carillon was tevens FL 40.000 nodig voor een aluminium cabine waarin de beiaardier veilig en warm het klokkenspel kan bedienen. Uiteindelijk slaagde de actie en had Van Ulft als tweede stadsbeiaardier de eer om hemelse geluiden over de Venlose binnenstad te laten neerdalen.


Inmiddels kan Venlo niet meer zonder haar carillon. Ook eind jaren 90 werd een actie op touw gezet om het instrument te renoveren. Het instrument is niet alleen vast onderdeel van het dagelijkse beeld en geluid van de stad, tevens staat het Venlose carillon sinds 25 augustus van dit jaar ook op de lijst van het immaterieel erfgoed van UNESCO. Dit betekent voor gemeentes dat ze een inspanningsplicht hebben om deze typische eeuwenoude Nederlandse traditie in stand te houden. Morgen in deel 2 komt de huidige stadsbeiaardier Marcel Siebers aan het woord en kijken wij tevens naar de ontwikkelingen in de afgelopen vijftien jaar. Een periode waarin opnieuw de noodklok moest worden geluid.

Bronnen: Stadsarchief Venlo
                Archief Stichting Venloos Carillon


Fotografie: Leon Vrijdag
Tekst: Rob Buchholz

maandag 10 november 2014

Elf van Elf, sprik vanzelf - Deel 3: ‘Wij gingen tegen het protocol in’

De zittingsavonden uit de jaren 50 en 60 waren dus een groot succes. Anno 2014 bestaan de activiteiten rondom de Elfde van de Elfde uit meer dan een zitting. Sinds 2006 viert Venlo op 11 november het begin van het Vastelaovendseizoen buiten; op de markt voor het stadhuis. Een traditie die ontstond door een stukje recalcitrant gedrag van een aantal jeugdige Jocusleden in 1980. In dit derde en laatste deel over de viering rondom Elf van Elf belichten we de moderne historie van deze dag.

“We gingen dwars tegen het protocol van onze eigen vereniging in,” zo blikt Clim Backus terug. Als jeugdig lid van Commissie Algemene Zaken (AZ) bij Jocus besloot Backus samen met Lau Kuypers om iets ludieks te doen. “Wij waren toen van mening dat zittingen niet meer van die tijd waren. Er moest iets nieuws gebeuren. Bovendien vonden zittingen vaak in het weekend plaats en niet op 11 november zelf. Jocus organiseerde op die dag alleen iets intiems.” De heren hadden niet veel tijd nodig om een klein en ludiek – maar wat nu blijkt historisch – besluit te nemen. “We hebben een vlag. We hebben een kanon. Op naar het Julianapark,” zo dachten Backus en Kuypers. Vlak bij de Keulsepoort moest het gebeuren. De plek waar nu het Limburgs Museum staat. Een bewuste keuze voor juist deze locatie. “Het was een verwijzing naar Keulen. De stad waar wij als Venlo en Jocus de typische Rheinische Karnaval met vele prachtige tradities van overgenomen hebben.”

Clim Backus wijst de plek aan waar in 1980 deze ludieke actie plaatsvond


Wapenvergunning
Daar stonden beide heren met een aantal leden van hun Commissie. De vlag in de mast van het Museum van Bommel van Dam en een kanon, maar geen publiek. Het werd een bijzondere avond want snel na het eerste kanonschot reed de politie met loeiende sirenes naar het Julianapark. Ongeruste burgers hadden gebeld over schoten vanuit het park. De agenten ter plaatse hadden begrip voor deze ludieke actie, maar verzochten beide heren om het volgende jaar toch een wapenvergunning aan te vragen. Backus: “Het regende die avond pijpenstelen en ondanks het feit dat we ook de Prins, Raad van Elf en andere Jocusleden hadden uitgenodigd, was de belangstelling minimaal.” Waarom trouwens het kanon? In Keulen doen ze dat niet. “Het is één van de twee exemplaren die vroeger op de wallen van de stadsmuur stonden. Toen werd het gebruikt om mensen te waarschuwen. Het andere kanon staat in het Limburgs Museum. Zie de schoten nu maar als een saluut.”

De groei
Na deze actie bleef het inschieten dus bestaan. De traditie groeide en telkens nam de belangstelling toe. In 1984 was ook de Raad van Elf officieel aanwezig bij deze activiteit. Na een aantal jaren van inschieten voor het stadhuis vond deze traditie in dat jaar plaats onder de luifel van de nieuwe Venlose cultuurtempel De Maaspoort. “Die avond in 1984 werden we nog verrast door Hans op de Laak die als eenmanskapel een serenade aan Jocus en 11 van 11 kwam brengen,” zo weet Backus zich lachend te herinneren. Om de pauzes tussen de elf schoten te vullen, zongen Bert en Herm Pollux het inscheetleedje. Een liedje waarvoor Joep Huybregts de tekst had geschreven. Een deel van die tekst is nog bekend. ‘Al geit t waal ens d’r naeve, weej Venlose greke neet lang. Gaon met lol en plezeer door t laeve en zien veur d’n duuvel neet bang.’ Later werden ook de zusterverenigingen van Jocus uitgenodigd om bij het inschieten aanwezig te zijn. “Dat werden er na een aantal jaren zoveel dat we moesten loten welke verenigingen het kanon mochten bedienen en welke niet. Wie buiten de boot viel, was daarover echt teleurgesteld.”

Jocus elpees
Het mag duidelijk zijn dat gedurende de jaren 80 het inschieten aan populariteit won. Het was in die periode echter niet de enige activiteit. Jocus hield in de weekenden na 11 november vast aan de tradities van zittingen, maar op de dag zelf stond tevens de presentatie van de nieuwe Vastelaoveselpee op de agenda. In eerste instantie op de Kaldenkerkerweg bij de Madson Club, later in de Venlonazaal en tenslotte ook voor het stadhuis. Onder andere Mien Meelkop, wethouder Theo Stroecken en de baas van V&D Venlo kregen in die jaren het eerste exemplaar uitgereikt. Het warenhuis was in die tijd betrokken bij het uitbrengen van de Jocus elpees. Deze hoogste baas was duidelijk niet afkomstig uit Venlo en zeker niet bekend met de tradities van de stad. Zoveel bleek wel uit zijn speech waar hij de Vorst als Vorst Joekus aansprak en de vereniging zelf Focus in plaats van Jocus noemde.

Clim Backus op de bewuste plek waar nu het Limburgs Museum staat
Nieuwe opzet
Tijden bleven veranderen. En zelfs sneller dan in het verleden. De lp werd een cd en de belangstelling voor de zittingen nam in de jaren 90 helaas weer af. Twee avonden werden één zittingsavond en later veranderde Jocus de opzet en naam. Voortaan vond rond 11 november ‘De Venlose Aovend’ plaats. In 1995 aangevuld met een eenmalig buitenevenement ‘Remmedemmie in de stad.’ Backus verklaart de reden voor dat feest: “Toen viel 11 van 11 op een zaterdag en probeerden wij als vereniging voor de eerste keer iets grootschaligs op te zetten. Het evenement kreeg in eerste instantie geen vervolg.” Tot 2006. In dat jaar besloot Jocus voor de eerste keer op 11 november een complete dag vol Joeks te organiseren. Om elf over elf ’s ochtends klinken de elf bekende kanonschoten voor de markt op het stadhuis waarna op een groot podium vele artiesten optreden. Daarmee is de actie van Backus en Kuypers definitief volwassen geworden. Bovendien is de zitting uit het verleden ook weer in ere hersteld. “Als ik nu wel eens stilletjes met mijn rug tegen de muur van Café ‘In Den Dorstigen Haen’ naar het artiesten en de feestende massa sta te kijken, denk ik wel eens terug aan die regenachtige avond in 1980. Dit is hoe Venlo de elfde van de elfde nu viert en daar ben ik best een beetje trots op.”

Inmiddels is duidelijk dat Jocus met kasteleins van de Markt de intentie hebben om zeker tot 2017 deze buitenactiviteit door te zetten. Groter hoeft het volgens Backus niet te worden. “Wij willen geen grootschaligheid op deze dag zoals in Maastricht of Keulen. Wat Jocus wel wil is om de Venlonaar die behoefte heeft om deze dag in eigen stad te vieren een goed programma te bieden. Daarin is de vereniging uitstekend geslaagd.”

Bronnen: Archief V.V.G. Jocus
                Stadsarchief Venlo

Leon Vrijdag, fotografie
Rob Buchholz, Journalist

zondag 9 november 2014

Elf van Elf, sprik vanzelf – Deel 2 :De eerste Venlose activiteiten op deze historische dag


Na de uitleg over zowel het getal elf als over de datum elf november richt Venloos Verleden zich vandaag op de eigen stad en dan natuurlijk vooral op Venloos Vastelaoves Gezelschap Jocus; de vereniging die op 6 oktober 1842 werd opgericht. Want behalve het vieren van het feest zelf, moet er ook ooit een moment sprake zijn geweest dat de stad besloot om activiteiten op de 11e van 11e te organiseren. Over deze groei in de 19e en vroeg 20e eeuw vertellen en verbeelden wij in dit tweede deel.

Het verhaal over de oprichting van Jocus mag bekend zijn. Een aantal notabelen uit de stad was niet gelukkig met de sombere stemming die na de bezetting van 1836 tot 1839 door het Belgische Koninkrijk in Venlo heerste. Er was behoefte aan ontspanning en vertier. Bovendien zou 1843 een feestjaar zijn vanwege het 500-jarig stadsrecht. Het gezelschap kwam bij elkaar, richte de vereniging op en koos op die 6e oktober 1842 voor de naam Sociëteit Jocus Venlo.

19e eeuw
Al snel na de oprichting kwamen de activiteiten in 1845 van Jocus op een laag pitje te staan. Pas in 1876 leefde het gezelschap weer op. Elf jaar na deze heroprichting, in 1887, bracht Jocus in samenwerking met De Wannevleegers een speciaal boekje uit met de titel ‘De Officiële Gids der Carnavalsfeesten te Venloo.’ In deze uitgave wordt voor de eerste keer melding gemaakt van een bijeenkomst op 11 november. Letterlijk is hier te lezen: ‘Met Nieuwjaar begint de Vastenavond. Reeds den 11den der 11de Maand, 11 x 11 minuten voor 11 uur ’s avonds heeft de keuze van 11 leden der Directie plaats. Op de Zondagen tusschen Nieuwjaar en Aschwoensdag vereenigen de leden van de gezelschappen zich in het Paleis, nl. de zaal waar de zittingen gehouden worden. De Presidenten vertegenwoordigen de Vorsten der dwaasheid, bij de Jocussen “Jocus”, bij de Wannevleegers “Wannerius” geheeten en als zoodanig voeren zij respectievelijk de titel “Vorst Joeccius XI” en “Vorst Wannerius XI”.’ De keuze voor deze datum heeft vermoedelijk alles te maken met de traditie uit Keulen, waar al sinds 1824 zittingen tijdens deze dag werden georganiseerd.

De haan
Na de diverse activiteiten tijdens deze bijna 30-jarige periode van bloei, veranderde Jocus in 1906 weer in een slapende vereniging om vervolgens in 1936 weer te ontwaken. Het was de periode na de wereldwijde economische crisis en opnieuw voelde een groep Venlonaren duidelijk de behoefte aan vermaak. Tevens werd toen op een Venlose zolder een oude opgezette haan gevonden. De haan; het symbool van Jocus. De haan die kraaide om nieuw leven in de stad te kraaien. Een aantal leden van Kegelclub De Batsers stonden aan de basis van deze wederopstanding. Zij besloten om op 11 november 1935 een zitting te organiseren in Hotel Suisse op de Vleesstraat. Speciaal voor deze dag schreven Lambert Winters en Harry Verhagen een nieuw liedje: Elf van Elf. Een nummer dat tot de absolute klassiekers van Venloos rijke liedjesverleden mag worden gezien en tijdens de Vastelaovend van 1936 ook door de Venlose bevolking werd omarmd.


















Zitting in Prins van Oranje
Vastelaovend was terug in Venlo. De traditie van elf van elf was geboren. Zo plaatst de Venlose Courant in 1937 een cartoon van de kopstukken van Jocus. ‘Ter veurbereiding van de nationale feesdaag van vandaag – de 11e van den 11de – kwaam de Raod in geheim kabinet béjein. ’T Rieks-embleem, d’n haan, woord met ’t nuëdige ceremonieel de môtte-bölkes oet de vaere gepeuterd en op de lôch gezatte, um d’r vanaovund, zoë frisch meugelik oet te zeen.’ Het feit dat deze zelfde krant melding maakte van een bomvol Concertgebouw - Prins van Oranje – is het bewijs dat de zittingen van Jocus al voor de Tweede Wereldoorlog een groot succes waren.




Na de Tweede Wereldoorlog
De oorlogsjaren veranderden alles. Al in februari 1940 – drie maanden voor de Duitse inval in Nederland - vierde Venlo geen Vastelaovend. Bang dat de vijand zich verkleed tussen het volk zou mengen om op die manier de stad binnen te dringen. Al snel na de oorlog pakte het volk echter de draad van het gewone leven weer op. Ook de Vastelaovend werd in 1946 weer gevierd. Vanzelfsprekend stonden ook de activiteiten rondom elf november weer snel op de agenda. Het organiseren van een zitting was echter niet het enige. Er gebeurde meer. Zo maakt Het Dagblad voor Noord-Limburg in 1955 melding van een optocht door de stad. Een optocht op 11 november. ‘De Prins Zjaën I (Haffmans) benutte de laatste uren van zijn bewind om een zegetocht door de straten van de stad te maken, in alle pracht en praal…. Gisteravond dwarrelden de herfstbladeren op de pronkwagen.” Later die avond werd de Prins Zjaën I tijdens de zitting opgenomen in de Prinsenhemel. Een plek waar zijn voorgangers hem met zang en dans opwachten. Dit moment vormde het traditionele slotstuk van de zittingen gedurende die periode. Tijdens deze avonden werd overigens ook een inzamelingsactie voor de armen van de stad gehouden. In 1955 bedroeg de opbrengst 160 gulden.

De zittingen op of rond elf november bleven ook in de jaren 60 en 70 succesvol. De optocht die een aantal jaren door de stad trok om de Prins afscheid van zijn volk te laten nemen, verdween echter weer van het programma. Pas in 2006 kwamen daar definitief nieuwe buitenactiviteiten voor in de plaats. Buitenactiviteiten waarvan de basis liggen in 1980. Daarover morgen meer. In het derde en laatste deel over de historie van de 11e van de 11e in Venlo.

Bronnen: Archief V.V.G Jocus
                Stadsarchief Venlo

Leon Vrijdag, fotograaf
Rob Buchholz, journalist