zaterdag 31 januari 2015

Theo Ottenheijm – Deel 2: ‘Ons verblijf in Reuver was redelijk zorgeloos’

Gisteren was hier het eerste deel te lezen over de persoonlijke ervaringen van Theo Ottenheijm tijdens de hongerwinter 1944/1945. Vandaag, in deel 2, vertelt de 78-jarige Venlonaar over zijn verblijf in Reuver, de terugkeer naar huis en de periode na de tweede wereldoorlog.

De situatie in Beesel – waar de familie Ottenheijm vanaf eind oktober tot en met december had gewoond– werd te gevaarlijk. Op weg naar Reuver verbleef het gezin eerst nog in een bunker, vlakbij kasteel Nieuwenbroeck waar tegenwoordig het draaksteken plaatsvindt. Een plek waar tevens een aantal andere familieleden verbleven. “Eten hadden we van de boerderij meegenomen,” zo herinnert Ottenheijm zich. “Maar de melk was natuurlijk koud. Om de baby toch warme melk te voeden, deden de vrouwen dit één voor één in de mond. Vanuit de mond van de dames kreeg de baby dan de enigszins warme melk gevoed.”

                                                            Zorgeloze periode
Theo Ottenheijm kijkt met trots naar zijn
monumentale middeleeuwse pand
Na het korte verblijf in de bunker bij het kasteel splitste de groep zich weer op. Ooms en tantes vertrokken naar Duitsland. Theo Ottenheijm en de rest van het gezin kwamen bij de boerderij van de familie Smolenaars in Reuver terecht. Daar beleefde hij een redelijk zorgeloze periode. “Maar als kind wist ik natuurlijk niet alles. Pas later kregen wij te horen dat er ook onderduikers in de boerderij zaten. Dat mochten wij niet weten. De volwassenen waren bang dat wij als kinderen deze mensen zouden verraden.” Vlak bij de boerderij, aan de andere kant van de weg, bevond zich een bunker; speciaal voor de Duitsers. Daar mocht verder niemand in komen. Na de oorlog is Ottenheijm er toch een kijkje gaan nemen. “Het mag vreemd klinken, maar zoiets fijns had ik nog nooit gezien. Daar lagen perzen op de grond en tapijten tegen de wand. Ik begreep later dat ze deze spullen geplunderd hadden, bij mensen uit Reuver die geëvacueerd waren.”  Nee, er was volgens hem geen angst op de boerderij. Het was de enige plek in Reuver die veilig was; alle andere bewoners van het dorp waren inmiddels verplicht vertrokken. “Het vee van mensen die geëvacueerd waren, werd bij Smolenaars afgeleverd: een koe, kippen en varkens. Er was dus voldoende te eten en ik sliep met een aantal andere mensen op een slaapkamer. Je kunt wel stellen dat onze periode daar redelijk zorgeloos is verlopen.”

Honger
Ottenheijm weet uit verhalen dat andere Venlonaren het minder goed getroffen hebben. Verhalen die duidelijk maakten dat velen honger en ellende moesten doorstaan. “Er was weinig voedsel en als er al iets te eten was, werd dat alleen met voedselbonnen verdeeld. Vanaf december 1944 waren er in Venlo regelmatig oproepen om te evacueren. Bij bepaalde gebieden, werd die oproep weer ingetrokken. Er waren dan ook Venlonaren die ervoor kozen om onder de vloer te kruipen en af te wachten wat er ging gebeuren. Verder zijn er ook mensen op de treinen naar Duitsland gezet. Zij hebben compleet andere verhalen te vertellen. Nee, die laatste maanden waren voor degene die zijn achtergebleven zeker niet leuk. Zij liepen bovendien kans opgepakt te worden.”

Terug naar Venlo
Tot aan de bevrijding van Venlo op donderdag 1 maart 1945 verbleef hij in Reuver. Vader Ottenheijm ging als eerste poolshoogte nemen in de stad. Daar zag hij tot zijn grote geluk dat de eigen woning op de Vleesstraat intact was gebleven. De terugtocht door de dorpen naar Venlo was ondanks de bevrijding niet zonder gevaar. “Bepaalde gebieden waren nog spergebied, maar we kwamen veilig in Venlo terug. Eenmaal thuis aangekomen, kregen we toch nog met een luchtalarm te maken. Dus vluchten we met het hele gezin weer halsoverkop de kelder in. Daar werden de kopjes van de kinderen geteld en wat bleek: mijn broer Adriaan was er niet bij. Hij lag nog te slapen in een stoel in de keuken. Gelukkig is ook hij toen snel en veilig naar de kelder gebracht.”

                                                  Terugkeer
Huize Ottenheijm doorstond
de bombardementen en is
nog steeds een pareltje in
de Venlose binnenstad
Theo Ottenheijm herinnert zich dat rondom de eigen woning veel was verwoest. “Iedereen in Venlo probeerde na de bevrijding zo goed en kwaad als mogelijk was het gewone leven weer op te pakken. Voor ons als kinderen was dat misschien iets eenvoudiger dan voor de volwassenen. Veel mensen – vrienden, kennissen, buurtgenoten of familie - van Venlonaren keerden niet meer terug. Maar anderen gezinnen zagen we weer wel. De families Fieten, De Swart, Minten; het voelde goed ze weer te zien. Over de doden werd tegen ons als kinderen niet gesproken.”

Spelen op puinplaatsen
Inmiddels was Ottenheijm negen jaar. Hij speelde dat voorjaar en in de zomer van 1945 vooral buiten op de vele puinplaatsen in de stad. Onder andere op het Patersveld; de plek waar tegenwoordig C&A gevestigd is. “Op een dag hoorden we plotseling iemand roepen: ze hebben Berendsen te pakken. Iedereen wist dat hij fout was geweest in de oorlog. In de zomer van 1945 had de politie hem uiteindelijk toch gevonden en meegenomen naar het bureau aan de Lohofstraat. Natuurlijk liepen wij als kinderen uit de binnenstad daar achteraan om te kijken. Met onze neuzen tegen de raam keken we nieuwsgierig wat er binnen met hem gebeurde” Tijdens het spelen op de puinplaatsen deed zich nog een naar incident voor. “Iedereen kwam daar samen. Ook de iets oudere kinderen uit de stad van ongeveer 14 of 15 jaar. Op een dag was een groepje bezig brandweerman te spelen. Sjaak Berkers zat boven in een pand en viel uit het raam of de dakgoot en kwam te overlijden. Dat heb ik zelf niet gezien, maar het verhaal ging snel rond in de binnenstad. Dat was direct na de oorlog toch weer een akelig moment om te ervaren. Maar ook daar werd door onze ouders niet meer over gesproken.” Echte haat tegen de Duitsers zoals in het westen van het land heeft Theo Ottenheijm niet meegemaakt in Venlo. “Misschien een bepaalde afkeer omdat zij het goed hadden na de oorlog en wij niet. Kleding kregen wij en andere Venlonaren vanuit de HARK. Dat stond voor Hulpactie Rode Kruis. Een keer per maand kwam er een oproep en zo hebben wij zeker een jaar of twee na de tweede wereldoorlog onze kleren gekregen.”

In september van 1945 opende vader Ottenheijm weer zijn groentezaak en keerde Theo Ottenheijm terug naar school. De oorlog was voorbij, maar de verhalen zijn voor altijd gebleven. Verhalen die voor volgende generaties bewaard moeten blijven. De komende week komen nog twee Venlonaren exclusief voor dit blog aan bod om hun ervaringen uit de hongerwinter van 1944/1945 te vertellen.

Foto's: Leon Vrijdag
Tekst: Rob Buchholz


Geen opmerkingen:

Een reactie posten