vrijdag 30 januari 2015

De Hongerwinter in drie persoonlijke verhalen

Theo Ottenheijm – Deel 1: ‘Vanuit Beesel leek het alsof Venlo in brand stond’

De komende periode staat bij Venloos Verleden de Hongerwinter 1944/1945 centraal. Precies zeventig jaar geleden, onderging ook Venlo één van de meest trieste periodes uit de tweede wereldoorlog. Toen in het najaar van 1944 de eerste bombardementen op de stad plaatsvonden, evacueerden de eerste gezinnen naar andere plaatsen in het land. Sommigen heel dichtbij; anderen ver weg van de vertrouwde omgeving, maar allemaal met hetzelfde doel: overleven. Drie Venlonaren die deze periode heel bewust hebben meegemaakt vertelden aan de makers van deze site hun verhaal. Iedere persoon heeft zijn eigen unieke, maar vaak ook trieste relaas over die angstige maanden aan het einde van de tweede wereldoorlog.

Vandaag bijt Theo Ottenheijm (78) het spits af. Samen met zijn ouders en drie broers (Pieter, Adriaan en Mathieu), twee zussen (Caroline en Henny) plus het inwonend dienstmeisje Maria Dorssers woonde hij een groot deel van de tweede wereldoorlog in het monumentale pand op de Vleesstraat; het pand dat later de naam van deze familie kreeg. De woning waar tevens de eigen groentewinkel gevestigd was. Na de hevige bombardementen van 28 oktober 1944 op de Venlose binnenstad besloot de vader van het gezin dat het beter was om te evacueren. Na een korte periode bij familie in Beesel verbleven ze tot de bevrijding in Reuver. In twee delen vertelt hij zijn verhaal over de hongerwinter van 1944-1945. Vandaag deel één.

Theo Ottenheijm
Kelder
De gewelfde kelder waar het gezin die 28e oktober in vluchtte, was al volledig ingericht. “Wij moesten in 1943 en in 1944 zo vaak ’s nachts uit bed dat vader het beter vond om in de kelder te gaan slapen,” zo herinnert Ottenheijm zich nog. “Met latten en zachtboard platen waren vier kamers gemaakt. Bovendien waren alle kelders in dat deel van de Vleesstraat doorgebroken. Vanaf de hoek Gasthuisstraat tot aan de Klaasstraat. In geval van nood konden mensen dan vluchten.” Hoewel er in de eerste oorlogsjaren dus al veel dreigingen van bombardementen waren geweest, escaleerde de situatie volgens Theo Ottenheijm pas echt vanaf 6 juni 1944: D-Day in Normandië. De dag dat de geallieerden begonnen met hun invasie om Europa te bevrijden. “In Venlo markeerde Dolle Dinsdag (3 september 1944) de start van een turbulent periode. Tijdens deze dag was de Maasbrug voor het eerst het doelwit  van aanvallen.”



Evacuatie
Maar vooral die zaterdag 28 oktober staat hem nog vers in het geheugen. De dag dat de eerste serie bombardementen onder andere de Vleesstraat, Heilige Geeststraat en Hoogstraat zwaar troffen. ”Het was de verjaardag van mijn broer Adriaan. Kort voor tien uur ging het luchtalarm. Samen met twee klanten die nog in de winkel stonden, vluchten we allemaal de kelder in. Dit was het heftigste bombardement op Venlo dat we tot dat moment hadden meegemaakt. Het ene Weesgegroetje na het andere werd gebeden. Er vielen diverse bommen en alles dreunde, de etalageruiten van de winkel waren kapot en alles was bedekt met een dikke laag stof. Voor vader voldoende redenen om te besluiten dat het beter was dat het gezin moest evacueren. “Het was gewoon te gevaarlijk. In eerste instantie verbleef ik die zaterdag met mijn broer Pieter en een oom bij oma in Tegelen. De volgende morgen vertrok ons hele gezin naar Beesel. Mijn broer en ik bleven op de boerderij bij ome Harry en tante Elza; net buiten het dorp. De rest werd bij een andere oom en tante (Sjaak en Carola) ondergebracht die midden in het dorp woonden. Die tocht naar Beesel hebben we te voet afgelegd. Alleen oma was in het bezit van een fiets. Ze naam in eerste instantie Mathieu mee achterop en fietste vooruit. Daarna keerde zij telkens terug om een volgend kind mee te nemen.”
Het pand van de familie Ottenheijm waar het gezin tot eind oktober 1944 verbleef. Anno 2015 is het nog steeds eigendom van deze Venlose familie.


Verblijf in Beesel
Aangekomen in Beesel werd het gezin dus verdeeld. Ook deze gemeente lag bij tijd en wijle onder de vuur zodat Theo met zijn broer bij de oom en tante in de kelder moesten schuilen. Volgens Theo Ottenheijm loerde ook buiten Venlo dus nog het gevaar. “Beesel lag onder granaatvuur en één van deze granaten kwam precies op de markt in het dorp terecht met als gevolg dat daar diverse doden bij zijn gevallen. Later werd het gelukkig veiliger. Ome Harry zorgde ervoor dat wij de hele dag vermaakt werden. Pieter en ik keken bijvoorbeeld mee bij het oogsten en drogen van de tabaksbladeren waarvan oom sigaren maakte.” Op zaterdag 4 november brak in Venlo de hel los. De stad kreeg een bombardement te verwerken waar geen einde aan leek te komen. Tientallen huizen werden verwoest, vele Venlonaren vonden de dood. Het was een inferno dat zorgde voor een gitzwarte bladzijde in de historie van de stad. Hoewel Ottenheijm in Beesel verbleef, is deze dag hem altijd bijgebleven. “Vlakbij onze verblijfplaats liep de straat een stuk omhoog en was het mogelijk ver te kijken. Wij zagen één oranje gloed boven Venlo. De stad leek in brand te staan. Het was beangstigend want wij wisten niet welke delen precies in brand stonden. Later bleek dat ons huis gelukkig niet geraakt was.”

Duitse soldaten
Het leven in Beesel verliep verder betrekkelijk rustig. In december 1944 kreeg de oom inkwartiering van diverse soldaten van de Compagnie Falschirmjäger. Het voordeel daarvan was dat er regelmatig goed eten op tafel kwam: Duits brood, boter, beleg en zelfs erwtensoep. “Een keer zagen Pieter en ik hoe een koe werd doodgeschoten; speciaal voor het vlees. Dat was nodig, maar maakte op ons als kinderen natuurlijk veel indruk. Het contact met die Duitsers verliep overigens best goed. De soldaten Willie en Walter kwamen wel eens een praatje maken. Later kreeg Willie malaria en heeft onze tante – die verpleegster was – hem nog verzorgd. Nee, er was geen haat jegens de Duitsers. Met kerst kregen wij zelfs cadeaus van hun. Ik kreeg een weerhuisje en Pieter een speelgoedpiano. Tante Elza kreeg een pak lucifers van het merk Excelsior. Deze waren afkomstig uit een kist die gevonden was in Venlo. Die kist, zo bleek later, was echter door onze vader gekocht. Dus het is zo goed als zeker dat het cadeau eigenlijk uit onze eigen kelder afkomstig was.” Toen vader vanuit het dorp met kerst zijn kinderen wilde bezoeken, moest hij tijdens de tocht wel voorzichtig zijn. “Omdat het bij hun in het dorp lastiger was om aan eten te komen, kreeg hij van oom en tante voedsel mee voor de rest van het gezin.”

Na de jaarwisseling van 1944 naar 1945 werd de situatie in Beesel gevaarlijker en moest het hele gezin ook hier gedwongen vertrekken. Theo Ottenheijm verbleef op de boerderij van de familie Smolenaars in Reuver. Een periode die gezien de omstandigheden in de omgeving voor hem redelijk zorgeloos verliep. Die eerste maanden in 1945 tot aan de bevrijding van Venlo en de maanden daarna worden morgen in deel 2 van zijn verhaal belicht.

Foto's : Leon Vrijdag
Tekst: Rob Buchholz



Geen opmerkingen:

Een reactie posten