Theo Ottenheijm – Deel 1: ‘Vanuit Beesel
leek het alsof Venlo in brand stond’
De komende periode staat bij Venloos
Verleden de Hongerwinter 1944/1945 centraal. Precies zeventig jaar geleden,
onderging ook Venlo één van de meest trieste periodes uit de tweede
wereldoorlog. Toen in het najaar van 1944 de eerste bombardementen op de stad
plaatsvonden, evacueerden de eerste gezinnen naar andere plaatsen in het land.
Sommigen heel dichtbij; anderen ver weg van de vertrouwde omgeving, maar
allemaal met hetzelfde doel: overleven. Drie Venlonaren die deze periode heel
bewust hebben meegemaakt vertelden aan de makers van deze site hun verhaal. Iedere
persoon heeft zijn eigen unieke, maar vaak ook trieste relaas over die angstige
maanden aan het einde van de tweede wereldoorlog.
Vandaag bijt
Theo Ottenheijm (78) het spits af. Samen met zijn ouders en drie broers
(Pieter, Adriaan en Mathieu), twee zussen (Caroline en Henny) plus het inwonend
dienstmeisje Maria Dorssers woonde hij een groot deel van de tweede
wereldoorlog in het monumentale pand op de Vleesstraat; het pand dat later de
naam van deze familie kreeg. De woning waar tevens de eigen groentewinkel
gevestigd was. Na de hevige bombardementen van 28 oktober 1944 op de Venlose
binnenstad besloot de vader van het gezin dat het beter was om te evacueren. Na
een korte periode bij familie in Beesel verbleven ze tot de bevrijding in
Reuver. In twee delen vertelt hij zijn verhaal over de hongerwinter van
1944-1945. Vandaag deel één.
Theo Ottenheijm |
Kelder
De gewelfde
kelder waar het gezin die 28e oktober in vluchtte, was al volledig
ingericht. “Wij moesten in 1943 en in 1944 zo vaak ’s nachts uit bed dat vader
het beter vond om in de kelder te gaan slapen,” zo herinnert Ottenheijm zich
nog. “Met latten en zachtboard platen waren vier kamers gemaakt. Bovendien
waren alle kelders in dat deel van de Vleesstraat doorgebroken. Vanaf de hoek
Gasthuisstraat tot aan de Klaasstraat. In geval van nood konden mensen dan
vluchten.” Hoewel er in de eerste oorlogsjaren dus al veel dreigingen van
bombardementen waren geweest, escaleerde de situatie volgens Theo Ottenheijm
pas echt vanaf 6 juni 1944: D-Day in Normandië. De dag dat de geallieerden
begonnen met hun invasie om Europa te bevrijden. “In Venlo markeerde Dolle
Dinsdag (3 september 1944) de start van een turbulent periode. Tijdens deze dag
was de Maasbrug voor het eerst het doelwit van aanvallen.”
Evacuatie
Maar vooral die
zaterdag 28 oktober staat hem nog vers in het geheugen. De dag dat de eerste
serie bombardementen onder andere de Vleesstraat, Heilige Geeststraat en
Hoogstraat zwaar troffen. ”Het was de verjaardag van mijn broer Adriaan. Kort
voor tien uur ging het luchtalarm. Samen met twee klanten die nog in de winkel
stonden, vluchten we allemaal de kelder in. Dit was het heftigste bombardement
op Venlo dat we tot dat moment hadden meegemaakt. Het ene Weesgegroetje na het
andere werd gebeden. Er vielen diverse bommen en alles dreunde, de
etalageruiten van de winkel waren kapot en alles was bedekt met een dikke laag
stof. Voor vader voldoende redenen om te besluiten dat het beter was dat het
gezin moest evacueren. “Het was gewoon te gevaarlijk. In eerste instantie
verbleef ik die zaterdag met mijn broer Pieter en een oom bij oma in Tegelen.
De volgende morgen vertrok ons hele gezin naar Beesel. Mijn broer en ik bleven
op de boerderij bij ome Harry en tante Elza; net buiten het dorp. De rest werd
bij een andere oom en tante (Sjaak en Carola) ondergebracht die midden in het
dorp woonden. Die tocht naar Beesel hebben we te voet afgelegd. Alleen oma was
in het bezit van een fiets. Ze naam in eerste instantie Mathieu mee achterop en
fietste vooruit. Daarna keerde zij telkens terug om een volgend kind mee te
nemen.”
Het pand van de familie Ottenheijm waar het gezin tot eind oktober 1944 verbleef. Anno 2015 is het nog steeds eigendom van deze Venlose familie. |
Verblijf in Beesel
Aangekomen in
Beesel werd het gezin dus verdeeld. Ook deze gemeente lag bij tijd en wijle
onder de vuur zodat Theo met zijn broer bij de oom en tante in de kelder
moesten schuilen. Volgens Theo Ottenheijm loerde ook buiten Venlo dus nog het
gevaar. “Beesel lag onder granaatvuur en één van deze granaten kwam precies op
de markt in het dorp terecht met als gevolg dat daar diverse doden bij zijn
gevallen. Later werd het gelukkig veiliger. Ome Harry zorgde ervoor dat wij de
hele dag vermaakt werden. Pieter en ik keken bijvoorbeeld mee bij het oogsten
en drogen van de tabaksbladeren waarvan oom sigaren maakte.” Op zaterdag 4 november
brak in Venlo de hel los. De stad kreeg een bombardement te verwerken waar geen
einde aan leek te komen. Tientallen huizen werden verwoest, vele Venlonaren
vonden de dood. Het was een inferno dat zorgde voor een gitzwarte bladzijde in
de historie van de stad. Hoewel Ottenheijm in Beesel verbleef, is deze dag hem
altijd bijgebleven. “Vlakbij onze verblijfplaats liep de straat een stuk omhoog
en was het mogelijk ver te kijken. Wij zagen één oranje gloed boven Venlo. De
stad leek in brand te staan. Het was beangstigend want wij wisten niet welke
delen precies in brand stonden. Later bleek dat ons huis gelukkig niet geraakt
was.”
Duitse soldaten
Het leven in
Beesel verliep verder betrekkelijk rustig. In december 1944 kreeg de oom
inkwartiering van diverse soldaten van de Compagnie Falschirmjäger. Het
voordeel daarvan was dat er regelmatig goed eten op tafel kwam: Duits brood,
boter, beleg en zelfs erwtensoep. “Een keer zagen Pieter en ik hoe een koe werd
doodgeschoten; speciaal voor het vlees. Dat was nodig, maar maakte op ons als
kinderen natuurlijk veel indruk. Het contact met die Duitsers verliep overigens
best goed. De soldaten Willie en Walter kwamen wel eens een praatje maken.
Later kreeg Willie malaria en heeft onze tante – die verpleegster was – hem nog
verzorgd. Nee, er was geen haat jegens de Duitsers. Met kerst kregen wij zelfs
cadeaus van hun. Ik kreeg een weerhuisje en Pieter een speelgoedpiano. Tante
Elza kreeg een pak lucifers van het merk Excelsior. Deze waren afkomstig uit
een kist die gevonden was in Venlo. Die kist, zo bleek later, was echter door
onze vader gekocht. Dus het is zo goed als zeker dat het cadeau eigenlijk uit
onze eigen kelder afkomstig was.” Toen vader vanuit het dorp met kerst zijn
kinderen wilde bezoeken, moest hij tijdens de tocht wel voorzichtig zijn.
“Omdat het bij hun in het dorp lastiger was om aan eten te komen, kreeg hij van
oom en tante voedsel mee voor de rest van het gezin.”
Na de
jaarwisseling van 1944 naar 1945 werd de situatie in Beesel gevaarlijker en
moest het hele gezin ook hier gedwongen vertrekken. Theo Ottenheijm verbleef op
de boerderij van de familie Smolenaars in Reuver. Een periode die gezien de
omstandigheden in de omgeving voor hem redelijk zorgeloos verliep. Die
eerste maanden in 1945 tot aan de bevrijding van Venlo en de maanden daarna
worden morgen in deel 2 van zijn verhaal belicht.
Foto's : Leon Vrijdag
Tekst: Rob Buchholz
Geen opmerkingen:
Een reactie posten